Hoofdstuk 4

Internationalisering en het beroepenveld

Het feit dat het lectoraat internationalisering is ingebed in het Kenniscentrum Business Innovation betekent dat er een sterke relatie is met het regionale bedrijfsleven. De relatie met het Rotterdamse mkb is een vanzelfsprekende. Niettemin merk ik hier op dat hetgeen wat voor dit beroepenveld geldt ook een betekenis heeft voor andere domeinen binnen de hogeschool, zoals techniek, gezondheidszorg, onderwijs, social work, maritiem, kunsten. Immers de onderwijsgerelateerde aspecten van internationalisering, zie het hoofdstuk over onderwijs, gelden voor alle opleidingen binnen de hogeschool. Echter, voor het economisch domein, in het bijzonder business en management, heeft het onderstaande een directe betekenis. Daar waar het het economisch domein betreft, is de keuze voor het mkb en beroepenveld in de grootstedelijke regio een logische. Een groot deel van de afgestudeerden vindt zijn weg in het grootstedelijke mkb. Maar internationalisering en bedrijfsleven reikt verder dan het economisch domein uiteraard. Het geldt ook voor de domeinen (gezondheidszorg, techniek, etc.) die hierboven zijn genoemd.

We moeten ons rekenschap geven van het feit dat internationalisering een andere betekenis en dimensie heeft voor het bedrijfsleven cq professional field. Immers, internationalisering krijgt voldoende aandacht vanuit strategie en management, marketing en communicatie. Ik noem in dit verband de internationaliseringsmodellen (SMEs) met betrekking tot FDI (Foreign Direct Investment), Stage-models (Uppsala-model), het Network-model of IET (International Entrepreneurship Theory) zoals door Coviello en McAuley (1999) en Islam Masum en Fernandez (2008) beschreven. Ontstaan vanuit de focus op export en exportgedrag, nam onderzoek naar internationalisering ook de internationale betekenis en betrokkenheid van bedrijven over een langere periode een grotere plaats in. Ook de literatuur komt niet tot een eenduidige beschrijving van wat internationalisering voor SMEs is. Wel zien we de bovengenoemde theorieën terug dat men vanuit financieel perspectief, organisatieperspectief of relatiegericht perspectief internationaliseert. Bij veel studies komt de beschrijving van Welch and Luostarinen (1988): “…the process in which firms increase their involvements in international operations.” terug waarbij de definitie van Beamish (1990, 1995): “…the process of adapting firms operations (strategy, structure, resource, etc.) to international environments.” er meestal aan toegevoegd wordt ten einde te wijzen op een meer holistische benadering van internationalisering die spreekt van managerial learning, outward en inward patterns, creëren van relaties, dynamische omgeving. Uit de gesprekken, in een latere paragraaf nader toegelicht, zien we een beeld ontstaan van netwerkgericht internationaliseren (het gebruik van business networks) ten einde kennis van en betrokkenheid in (nieuwe) markten te hebben om groei en ontwikkeling alsmede waarde te creëren. Vanuit het onderzoek een een nteressante invalshoek: Hoe sluiten economische opleidingen aan op deze internationaliseringsmodellen en theorieën ten einde vanuit de focus van bedrijven om te internationaliseren de juiste kennis en vaardigheden mee te geven. De onderzoeksgroep Internationalisering van het MKB houdt zich hiermee bezig.

Next Economy

Voor de regio heeft MRDH (Metropoolregio Rotterdam-Den Haag), een samenwerkingsverband van 32 gemeenten in de regio Rotterdam-Den Haag, met de Provincie Zuid-Holland, de Economic Board Zuidvleugel, de regio’s Holland Rijnland, Drechtsteden en Midden-Holland, een Roadmap Next Economy samengesteld. De focus daarbij is op de onvermijdelijke veranderingen voor de grootstedelijke economie, in het bijzonder de transitie van de haven, opdat we adequate oplossingen hebben om de consequenties van de globale trends zoals klimaatverandering, urbanisatie, migratie, de uitputting van grondstoffen, als ook de disruptieve technologische innovaties -die deze transitie versnellen- tegemoet te treden. De MRDH streeft de ontwikkeling van de regio als een internationale, competitieve en economisch sterke regio na. Deze veranderingen zullen ongetwijfeld grote veranderingen met zich meebrengen voor de gemeenschap cq communities in de regio. Daartoe heeft men een aantal ontwikkelingen geschetst in de Roadmap Next Economy: smart digital delta (nul marginale kosten), smart energy delta (nul koolstof), circular economy (nul afval), entrepreneurial region (nieuwe productiviteit), next society (inclusieve maatschappij) (MRDH, 2016/2017; Van Klink, 2017).

Maar ook welke internationale kansen en uitdagingen er zijn: internationale energiemarkt, internationale netwerken in de regio (handel en politiek), zorginnovatie en e-health, toerisme, nieuwe logistieke processen, voedselvoorziening, veiligheid, arbeidsmarkt en ook het onderwijs. Met betrekking tot de arbeidsmarkt zullen we naar andere vormen van arbeid moeten kijken door de deeleconomie, dynamische arbeidscontracten, side-hustle, grotere vraag naar ict- en soft skills. Met name de transitie van de (internationale) arbeidsmarkt is voor onderwijs, maatschappelijke partners en bedrijfsleven een onderzoeksterrein dat we prioriteren. De drie onderzoekslijnen die het kenniscentrum heeft gepositioneerd in het centrum rond deze thematiek (start-up economy, circular economy, digital economy) passen goed in het netwerkdenken en om gezamenlijk de regiovraagstukken aan te snijden. Zo kunnen topics als Hoe wordt innovatief ondernemerschap bevorderd, Hoe gaat men om met de vergijzing van de stad, Hoe gaat men om met de behoefte aan hoger personeel (Ester, 2013) geagendeerd worden voor internationaal multidisciplinair en praktijkgericht onderzoek. Immers, het is goed voor praktijkgericht onderzoek om te verbinden met andere metropolitane regio’s zoals Hamburg en Antwerpen. Deze steden maken een vergelijkbare ontwikkeling cq transitie door (sociaal-cultureel, economisch) en de verbinding met deze steden geeft mogelijkheden tot samenwerking ten aanzien van onderzoek en ontwikkeling (lessons learned). MRDH is door de EU naar voren geschoven als een voorbeeld van metropolitane ontwikkeling. In internationaal verband biedt dat de gelegenheid om ondersteuning te krijgen bij onderzoek en lab-omgevingen (opossingen testen en experimenteren).

Next Education

Dat geldt ook voor de next society, waarin gekeken wordt naar next education. Topics die hierin een rol spelen zijn uiteraard de 21st century skills waarbij in de roadmap een nadruk wordt gelegd op adaptivity and flexibility, life-long learning, inclusive learning, partnernetwerken, talentwerving. De RNE Education Group (ID College, Haagse Hogeschool, Hogeschool Rotterdam, Zadkine College, Albeda College, Mondriaan College, STC-group, Inholland, Wellantcollege, Lentiz Onderwijsgroep, Techniek College Rotterdam, Da Vinci College), een werkgroep van de Roadmap Next Economy, heeft in de uitwerking van de roadmap daarbij adaptivity (hoe kun je je aanpassen aan de ontwikkelingen en uitdagingen), flexibility (hoe kun je je onderwijs -programmatisch en organisatorisch, flexibel inrichten opdat er diversiteit en dynamiek ontstaat) en disruptive cooperation (hoe kunnen we nieuwe vormen van samenwerking opzetten en gebruiken om verandering te faciliteren) naar voren gebracht. Zo’n samenwerking is zeker te vinden in bijvoorbeeld het hoger onderwijs-overleg in Rotterdam. Codarts, Inholland Rotterdam, Thomas More Hogeschool, Hogeschool Rotterdam, Erasmus Universiteit Rotterdam en de Gemeente Rotterdam werken samen om een gezamenlijke agenda te hebben voor internationalisering. Dit geeft het belang van netwerkvorming aan. Om door synergie van disciplines en samenwerkingskracht aan kenniscreatie te werken aan nieuwe concepten die voor de stadsregio belangrijk zijn. De RNE Education Group heeft de visie van next education vormegegeven en de ontwikkelingspaden van next skills (personal skills, professional skills, T-shaped professional), next methods (talent development, personalised learning, design thinking, labs, hybrid constructions, entrepreneurial ecosystems), en next teacher (professionalization, digital and didactic design professionals). Daarbij moet aansluiting gezocht worden bij het private en publieke partijen en organisaties (netwerken). Denk hierbij aan (al bestaande) vormen van samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs in de vorm van professionele leerwerkgemeenschappen, expertisecentra, fieldlabs en incubators, waarover later meer. Maar ook de gemeenschap dient hierbij betrokken te worden ten einde ook community impact te bewerkstelligen. Een inclusieve agenda zoals de Resilient City is een goed voorbeeld (zie het vorige hoofdstuk). Voor de onderzoeksagenda van het netwerk van hoger onderwijs in Rotterdam en voor het lectoraat internationalisering ligt hier een onderzoekstaak. In netwerkverband of in de samenwerking met andere kenniscentra, waarbij ook gekeken wordt naar hogeschoolsamenwerking (Haagse Hogeschool).

Niettemin moeten we ons ook rekenschap geven van een aantal ontwikkelingen die op het wereldtoneel spelen. Ik sprak al eerder dat geschiedenis cq geopolitieke kennis essentieel is om ontwikkelingen te duiden en hun betekenis te kunnen inbedden in de bedrijfsstrategie. Daar staat tegenover dat het best zou kunnen zijn dat ondanks het feit dat de (handels)politiek een rol speelt, het feitelijk handelen vanuit een pragmatisch oogpunt geen probleem hoeft op te leveren. Zo bracht De Wijk (2017) een aantal politieke en economische ontwikkelingen in kaart die MRDH mee moet nemen bij de uitvoering en invulling van de Roadmap: China (one belt, one road), handels- en machtspolitiek (kritische grondstoffen, TTIP, autocratieën, maritieme routes) energietransitie, multipolaire wereld, effectiviteit internationale organisaties. Niet alleen bedrijven, ook opleidingen zullen oog moeten hebben politieke en economische ontwikkelingen zoals hierboven aangegeven voldoende te adresseren in de onderwijsprogramma’s ten einde de kennis te vergroten en de vaardigheden te trainen (critical thinking, complex problem solving, judgment and decision making, cognitive flexibility).

Internationalisering bedrijfsleven

Uit de gesprekken met het bedrijfsleven in de Rotterdamse regio vallen een aantal zaken op ten aanzien van internationalisering, zoals in een vorige paragraaf al aangegeven. Met name daar waar het gaat om wat de betekenis van internationaliseren voor het bedrijf is. Men ziet daarbij internationaliseren als het zoeken naar internationale markten om producten af te zetten. In de eerste plaats doet men aan internationaliseren vanwege een growth strategy, hetgeen betekent dat als men zich beperkt tot de Nederlandse of wellicht Europese markt dit het bedrijf mogelijk zal schaden in de groei. Indien de eigen markt door nationale en/of Europese regelgeving dan wel aan een maximale groei zit, is marktverkenning over de grens of Europese grenzen de mogelijkheid verder te groeien. Dat brengt ons bij een tweede element dat hier nauw mee te maken heeft, survival strategy. Bij de groei van buitenlandse producenten in hetzelfde segment is het zoeken naar een internationale afzetmarkt een noodzakelijke om niet als speler terrein te verliezen dan wel een overnamekandidaat te worden. In de derde plaats is de aanwezigheid op internationale markten goed voor talent recruitment and development. Immers, talentwerving en -ontwikkeling is essentieel voor bedrijven die een internationaal terrein bestrijken om toptalent aan te trekken voor hun bedrijf. Dat geldt in bijzondere mate voor Research+Development-afdelingen en -centra, ten einde innovatie te accommoderen en faciliteren. Die innovatiekracht in het internationale speelveld leidt tot een competitive advantage. Om die advantage te behouden is internationaliseren een must voor veel bedrijven. Daarnaast speelt mee dat productontwikkeling (kennisontwikkeling en -deling) zich in een globale markt manifesteert.

In het onderzoek onder MKB-bedrijven bleek dat 83% van de bedrijven (MKB+ dus ook bedrijven groter dan 250 personeelsleden) internationaal actief is. Hiervan bleek de grootste groep gevormd te worden door exportbedrijven.

Tabel 1: Onderzoeksgroep Internationalisering mkb 2018

In- en export vormt nog steeds de schakel met betrekking tot internationaliseren. Van het gewone MKB (MKB tot 250 personeelsleden) zat bijna de helft in een groeifase hetgeen aangeeft dat het internationaal actief zijn een belangrijkste plaats inneemt voor de economische ontwikkeling. Het meest voorkomend als organisatievorm bij internationaliseren is een buitenlands verkoopkantoor of een strategische alliantie. Hierbij moet aangetekend worden dat meer mogelijkheden zich per bedrijf kunnen voordoen afhankelijk van het land of de regio.

Niettemin valt op dat bedrijven ook het principe van trial-and-error hanteren, dan wel het experiment willen aangaan in het zoeken naar nieuwe markten en het ontwikkelen van nieuwe of innovatieve producten. Weliswaar is het proces een andere dan in de tijd dat men markten of landen ging verkennen, techniek en communicatie hebben logistieke en handelsprocessen versneld en meer bereikbaar gemaakt.

Dat neemt niet weg dat men ook naar kennis en vaardigheden kijkt van potentiële kandidaten voor een functie in het bedrijf. Ik gaf al eerder aan dat men op zoek is naar toptalent voor Research+Development ten einde innovatiekracht te creëren, maar men kijkt ook naar andere aspecten die hun verbinding met de 21st century skills duidelijk maken. We denken dan aan een disruptieve en out-of-the-box mindset, verandering kunnen sturen, flexibiliteit bezitten, creativiteit tonen, initiatiefrijk zijn, en networking skills. Maar ook aan ethical awareness en ethisch verantwoord handelen. Zoals De Wijk al aangaf, als handelspolitiek geen level playing field creëert, moet je beslissingen durven en kunnen nemen na kritische analyse en reflectie. En niet in de laatste plaats in multidisciplinaire (interculturele) of multitask teams kunnen werken. Met name het culturele aspect krijgt in bedrijven steeds meer aandacht door cultural awareness trainingen. Het werken in een steeds groter wordende internationale omgeving is voor bedrijven reden medewerkers te trainen in cultural awareness. Een ecosysteem (bedrijf) zal groeien en beter worden als de biodiversiteit groot is. Met meer internationale professionals waarbij goed gekeken wordt naar de interculturele kracht, zal een bedrijf zich ook internationaal beter kunnen profileren. Immers, expertise en kennis is aanwezig en worden strategisch ingezet.

Uit hetzelfde onderzoek (Onderzoeksgroep Internationalisering en het MKB) komt naar voren dat 70% van het MKB voor 27% gebruik maakt van kennisnetwerken om innovatief te zijn. Andere vormen van samenwerking om tot innovatie te komen betreffen kenniscentra (21%), incubator (9%), accelerator (9%), onderzoeksinstituten (18%), en andere vormen (16%). Voor het onderwijs ziet men het geven van stageplaatsen (met het oog op bijvoorbeeld het werven van personeel) als belangrijkste samenwerking (31%). Niettemin staat de helft van het MKB open voor samenwerking (stage, project, beroepenveldcommissie, etc.).

Voor bedrijven is het essentieel te werken met netwerken en partnerships. Een bedrijf is ook een lerende organisatie, dus partnerships met kennisinstellingen, niet alleen voor talent, maar ook voor nieuwe inzichten en lab-omgevingen. Dat zijn niet alleen kennisinstellingen in Nederland, maar ook kennisinstellingen in het buitenland. Daar is het World Horti Center(Honselersdijk) als triple helix een mooi voorbeeld van: een gezamenlijk initiatief van bedrijven, overheid, onderwijs en onderzoek voor de glastuinbouw in al zijn facetten. Voor het onderwijs liggen hier mooie kansen aan onderzoek en experimenteren te doen ten einde kennis te creëren, talenten te ontwikkelen, en wicked problems samen aan te gaan. Het kan alleen maar beneficiair zijn voor alle partijen. En er ontstaan meer van dit soort netwerken in de metropolitane regio, bijvoorbeeld Medical Delta, een netwerk van overheid, bedrijven, onderwijs en onderzoek binnen zorginnovatie, health care en nieuwe zorgtechnologieën. Binnen deze netwerken zijn internationale trends en ontwikkelingen onderdeel van het onderzoeks- en experimenteerproces in projecten, lab-omgevingen (field labs, living labs, solution labs). Maar ook het eerdergenoemde MRDH/RNEis zo’n netwerk dat faciliterend en accommoderend kan werken voor onderzoek en onderwijs.[1]

Ik sprak al eerder over het belang en de waarde van netwerken (Johanson, Vahlne, 2009; Chetty, Blankenburg, Holm, 2000) Johanson en Vahlne (1977) introduceerden het Uppsala Internationalization Process Model. Zij stelden met name dat internationale markten opereerden als netwerken. Relatienetwerken. Onderdeel uitmaken van zo’n netwerk creëert een insidership die een positieve bijdrage kan leveren aan internationalisering. Bovendien dienen deze netwerken als professional learning communities. Nieuwe kennis en ervaringen leiden tot een beter begrip van de markt en een betere besluitvorming over die markt. Een beschrijvend en gedragsmodel, bestaande uit marktkennis, besluitmanagement, bestaande activiteiten en marktengagement die in hun onderlinge samenhang de juiste kennis geeft beslissingen te nemen. Binnen die netwerken kunnen sterke relaties ontstaan die leiden tot strategische allianties. Een commitment en vertrouwen in zo’n partnership of netwerk kan alleen duurzaam zijn voor zover er sprake is van een reciprocerend effect. Dat moet ook uitgesproken worden. Met andere worden, ook de partner in het buitenland moet dat vertrouwen en commitment uitspreken. Zoals bij alle netwerken (ook ten aanzien van bedrijven etc.) zullen netwerken uitdagingen en ontwikkelingen doormaken. Die veranderingen kunnen leiden tot een finale cyclus (het einde van een bestaande samenwerking of netwerk), maar ook opmaat zijn voor nieuwe partnerships of netwerkvorming.

Onderzoek naar (internationale) netwerken en hun belang voor waarde- en kenniscreatie is zonder meer een onderwerp voor onderzoek van internationalisering. Dat geldt ook voor de eerdergenoemde punten hierboven ten aanzien van onderwijsvraagstukken (next skills, next methods, next teacher) van de toekomst zoals door de MRDH-werkgroep Next Education aangegeven. Met name als we deze kunnen linken aan andere stadsregio’s zoals Hamburg en Antwerpen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het onderwijsnetwerk BAR (Brussel, Antwerpen, Rotterdam), dat kijkt naar bijvoorbeeld inclusiviteit en diversiteit, voor de hogeschool.

Het hoger beroepsonderwijs verkent al de mogelijkheden van het participeren in triple helix-netwerken. Deze netwerken zullen in toenemende mate belangrijker worden voor de concurrentiekracht van bedrijven aan de ene kant, kenniscreatie en onderzoekskwaliteit aan de andere kant. De kennis van praktijkgericht onderzoek vloeit met name terug naar het hbo in de vorm van professionalisering, onderzoekskwaliteit, contextrijke content die gebruikt kan worden om onderwijsprogramma’s te innoveren en kwalitatief te verbeteren. De synergie die met deze netwerken wordt gecreëerd, kan een duurzame ontwikkeling blijken voor alle stakeholders in het netwerk. Verder onderzoek naar het belang en de impact van deze netwerken voor de triple helix-partners is gerechtvaardigd.


[1]E.Niemeijer, Lely International; J.Omvlee, RijkZwaan; E.Wassink, Hoogendoorn Growth Management; M.Lukkezen, Verstegen; J.Pappe, Hofstede Insights