Onderzoek WERKplaats Taal


Grillige stappen op weg naar taalbeleid

Onderzoek naar acties en resultaten binnen WERKplaats Taal

WERKplaats Taal is een werkplaats waarbinnen docenten van opleidingen kunnen experimenteren met interventies om de taalvaardigheid van hun studenten te vergroten. In dit e-zine lees je wat de deelnemende opleidingen in studiejaar 2019-2020 hebben ondernomen. Niet alleen levert dat een verbetering op voor de studenten van die opleidingen; met dit e-zine hopen we ook andere docenten, managers en onderwijsontwikkelaars te inspireren om aan de slag te gaan met taal.

Daarnaast is een doel van WERKplaats Taal om overkoepelende kennis op te doen en te leren van de ervaringen binnen de WERKplaats. Het afgelopen studiejaar zijn de deelnemers daarom bevraagd op hun motivaties en de acties die zij ondernemen om taalinterventies binnen hun opleiding te implementeren. Zij zetten stappen richting ‘breed taalbeleid’ (Daems & Van der Westen, 2008). Taalbeleid is geen papieren tijger, maar een verzameling bewust geplande acties. Van den Branden (2004) ziet taalbeleid als ‘de structurele en strategische poging van een schoolteam om de onderwijspraktijk aan te passen aan de taalleerbehoeften van de leerlingen met het oog op het bevorderen van hun algehele ontwikkeling en het verbeteren van hun onderwijsresultaten’ (p. 51). ‘Breed’ taalbeleid betekent dat deze acties betrekking hebben op de gehele opleiding en dus niet alleen op het begin of het einde van de studie, en dat taalvaardigheid zich niet beperkt tot een apart vak of aparte leerlijn. Breed taalbeleid houdt ook in dat het hele opleidingsteam betrokken is en dus niet alleen de taaldocenten. Bovendien richt breed taalbeleid zich op de ontwikkeling van elke student en niet alleen om het wegwerken van veronderstelde deficiënties.

Er zijn vele adviesdocumenten geschreven, waarin bijvoorbeeld wordt gehamerd op het belang van een beleidsmatige aanpak (Van Gorp & Verheyden, 2003; Van den Branden, 2010). Ook belangrijk lijkt te zijn dat docenten zich moeten professionaliseren op het gebied van taal. Een veelgehoorde aanbeveling is facilitering, met name in tijd. Verder wordt regelmatig benoemd dat degene die verantwoordelijk is voor het taalbeleid moet samenwerken op verschillende niveaus en voor draagvlak moet zorgen (Nederlands / Vlaams Platform Hoger Onderwijs, 2019). Onderstaande figuur toont de verschillende soorten aanbevelingen uit de literatuur en het aantal keer dat deze aanbevelingen voorkomen.

Aanbevelingen (aantal)

  • Professionalisering (8)
  • Facilitering (7)
  • Evaluatie (7)
  • Samenwerking (6)
  • Draagvlak (6)
  • Doelstelling (6)
  • Uitvoering (4)
  • Visie (4)
  • Probleemanalyse (3)
  • Enthousiasme (3)
  • Ondersteuning (2)
  • Studentondersteuning (2)
  • Vrijheid (2)
  • Functioneel (2)
  • Leiderschap (2)
  • Olievlekwerking (2)
  • Reflectie (1)
  • Curriculumontwikkeling (1)
  • Bruikbaarheid (1)

Van den Heuij, Huysmans, Van Ree, Westheim en Wertenbroek (2018) onderscheiden drie niveaus bij het formuleren en uitvoeren van taalbeleid: het strategische niveau (College van Bestuur, instituutsdirectie), het tactische niveau (bijvoorbeeld de opleidingscoördinator, taalcoördinator, curriculumcommissie) en het praktische niveau (docenten, studenten).

Deze niveaus zijn ook in te delen als verschillende actoren: mensen met macht, mensen met invloed, mensen met expertise en mensen met belang (Fenton-Smith & Gurney, 2016). De deelnemers aan de WERKplaats Taal zijn bijna allemaal mensen met expertise: taalprofessionals die dagelijks studenten van hun opleiding begeleiden. Gestimuleerd door de WERKplaats Taal proberen zij een verandering bij hun opleiding te bewerkstelligen; ze zullen dus invloed moeten uitoefenen op ‘mensen met macht’ (directie of management) of ‘mensen met invloed’ (zoals onderwijsmanagers en directeuren, maar ook de curriculum- en examencommissie). Daarnaast moeten zij ‘mensen met belang’ (studenten, maar ook collega-docenten) erbij betrekken.

Kenniscentrum Talentontwikkeling interviewde in studiejaar 2018-2019 betrokkenen bij acht projecten van het project Taal en Studiesucces (de voorloper van WERKplaats Taal). Een belangrijke succesfactor, zo concludeerden de onderzoekers, zijn de kwaliteiten en competenties van de docent die het project uitvoert (Van ’t Wout & Veenman-Verhoeff, Kenniscentrum Talentontwikkeling, 2020). Daarnaast benoemden deelnemers zelf vaak als succesfactoren de betrokkenheid en het enthousiasme van collega’s en de ondersteuning door de projectbegeleiding van Taal en Studiesucces. Ook facilitering in tijd (door het project, maar ook door de onderwijsmanager) werd als succesfactor gezien, hoewel tijdgebrek ook voor veel deelnemers een belemmering was. Het aantal gefaciliteerde uren was te beperkt, andere taken hadden meer prioriteit of het was lastig om de tijd aaneengesloten te gebruiken. Opvallend daarbij is dat ook uitvoerende collega’s vaak niet gefaciliteerd werden voor hun betrokkenheid bij de verandering. De actoren die Van ’t Wout en Veenman-Verhoeff (2020) beschrijven – projectleider, management, projectteam Taal en Studiesucces en betrokken docenten – zijn ook in te delen volgens de categorieën van Van der Heuij et al. (2018) en Fenton-Smith en Gurney (2016). De volgende tabel bevat de belangrijkste succesfactoren en belemmeringen die Van ’t Wout en Veenman-Verhoeff (2020) beschrijven, ingedeeld naar de niveaus van Van der Heuij et al. (2018) en de actoren uit het raamwerk dat Fenton-Smith & Gurney (2016) hanteren.

Bij het project Taal en Studiesucces zijn in 2018-2019 door middel van interviews dus succesfactoren en belemmeringen opgehaald. Bij de start van WERKplaats Taal was de vraag: hoe gaan mensen daadwerkelijk aan de slag met het ontwikkelen en implementeren van breed taalbeleid? We waren benieuwd naar welke stappen de deelnemers daadwerkelijk zetten gedurende hun project. Wie benaderen ze als eerste en wanneer betrekken ze collega-docenten bij het project? Hoe zetten zij hun expertise in om mensen met invloed, mensen met macht en mensen met belang te overtuigen van het experiment? Om dat op te halen zijn in 2019-2020 bij de deelnemers aan WERKplaats Taal op verschillende manieren kwalitatieve data verzameld. Alle zestien deelnemers vulden een vragenboekje in, waarin werd gevraagd naar de motivatie van de deelnemer en de doelstelling van het project. Bij alle deelnemers is op vier momenten een online vragenformulier verspreid; het laatste formulier wordt ingevuld op de laatste digitale bijeenkomst van de WERKplaats op 30 juni 2020. Deze formulieren stelden telkens de vraag welke acties zijn ondernomen en met welk resultaat. Niet alle deelnemers hebben alle vragenformulieren ingestuurd. Daarnaast zijn vijf deelnemers op drie momenten in het jaar telefonisch geïnterviewd, om verdiepende en verhelderende vragen te beantwoorden over hun reflectiedocument.

* In maart en april zijn twee deelnemers gestopt met het uitvoeren van hun project. De opleidingen waar zij aan verbonden zijn hebben projecturen overgeheveld naar het nieuwe studiejaar om dan opnieuw aan de slag te gaan met taal in de opleiding. ** Op het moment van schrijven moeten Interview 3 en Reflectie 4 nog (deels) worden uitgevoerd.

Zodra alle data binnen zijn, analyseren we deze om antwoord te geven op de vraag welke acties docenten ondernemen om taal binnen hun opleiding te integreren en daar hun collega’s bij te betrekken. Een belangrijke kanttekening bij het lopende onderzoek is dat zich een bijzondere situatie heeft voorgedaan: vanaf half maart werkten bijna alle collega’s van Hogeschool Rotterdam vanuit huis. Docenten gaven online les en teamvergaderingen werden gevoerd via computerschermen. Dit heeft ongetwijfeld invloed gehad op de voortgang van de projecten. Prioriteiten verschoven en in sommige gevallen moesten ook de projecten worden bijgesteld. Voor een aantal deelnemers gold dat het invullen van het vragenformulier onderaan de prioriteitenlijst bungelde: slechts tien deelnemers vulden de derde reflectie in. Maar voor andere deelnemers betekende thuiswerken ook meer focustijd: iets dat respondenten uit het onderzoek van Van ’t Wout en Veenman-Verhoeff (2020) juist aangaven te hebben gemist. De analyse van de data zal uitwijzen hoe deelnemers aan WERKplaats Taal vanaf maart hebben bijgestuurd in hun project en welk effect deze bijzondere omstandigheid heeft gehad op de afronding van hun projecten.

Uiteindelijk moet het onderzoek leiden tot een document met concrete mogelijkheden om taalbeleid te ontwikkelen, implementeren of bij te stellen. Houd de nieuwskanalen van Hogeschool Rotterdam in de gaten voor de resultaten van dit onderzoek.

Evelyne van der Neut

Projectleider & onderzoeker WERKplaats Taal

Literatuur

  • Daems, F., & Van der Westen, W. (2008). Doorlopende leerlijn taal? Dan ook in het hoger onderwijs! Conceptuele uitgangspunten voor een taalbeleid in het hoger onderwijs. In S. Vanhooren, & A. Mottart, Tweeëntwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands (pp. 100-104). Gent: Academia Press.
  • Fenton-Smith, B., & Gurney, L. (2016). Actors and agency in academic language policy and planning. Current Issues in Language Planning, 17(1), 72-87.
  • Nederlands / Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs. (2019). 7 aanbevelingen. Opgehaald van Kennisdeling Taalbeleid op 5 februari 2020: https://www.kennisdelingtaalbeleid.org/7-aanbevelingen/
  • Van den Branden, K. (2004). Taalbeleid: een hefboom voor gelijke onderwijskansen? School en Samenleving, 5, 49-66.
  • Van den Branden, K. (2010). Taalbeleid in het hoger onderwijs. In E. Peeters, & T. Van Houtven, Taalbeleid in het hoger onderwijs: de hype voorbij? (pp. 213-223). Leuven: Acco.
  • Van den Heuij, K., Huysmans, R., Van Ree, E., Westheim, I., & Wertenbroek, E. (2018). Vo-hbo: aan de slag met taalbeleid! Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.
  • Van Gorp, K., & Verheyden, L. (2003). Taalbeleid op school: hoe begin je eraan? Vonk, 33(2), 3-17.
  • Van 't Wout, N., & Veenman-Verhoeff, C. (2020). Eindrapportage Monitor Taal en Studiesucces. Evaluatie van acht projecten binnen Hogeschool Rotterdam (K. Talentontwikkeling, Trans.). Rotterdam: Hogeschool Rotterdam.

Deel deze pagina: