Kijk bij elkaar in de keuken

Vanuit de stuurgroep: Rob Elgershuizen (vo-koepel LMC)

Rob Elgershuizen

Rob Elgershuizen, lid college van bestuur van LMC Voortgezet Onderwijs Rotterdam, is vanaf 2019 lid van de stuurgroep van het samenwerkingsverband vo-ho. Hij maakte in 2017 de overstap naar het voortgezet onderwijs na vele jaren werkzaam te zijn geweest als directeur bij het Instituut voor Sociale Opleidingen en het Instituut voor Lerarenopleidingen van Hogeschool Rotterdam.

Hoe en waarom zijn de vo-scholen van LMC vanaf het begin betrokken bij het samenwerkingsverband vo-ho?

Doordat ik meer dan tien jaar werkzaam ben geweest in het hbo heb ik veel ervaring opgedaan met uitval in het eerste jaar. Nu wil ik bijdragen aan het voorkomen dat onze leerlingen uitvallen en ervoor zorgen dat ze wat betreft studiekeuze op de goede plek terecht komen. De meesten vallen niet uit door intellectuele zaken, maar omdat ze niet kunnen plannen, organiseren etc. Er is werk aan de winkel voor zowel het vo als ho. Geven wij bij het vo ze wel de goede vaardigheden mee om succesvol te zijn in het hoger onderwijs? En is hier bij het ho wel voldoende aandacht voor? Binnen LMC vindt zeswekelijks overleg plaats met locatiedirecteuren van havo/vwo, het thema aansluiting staat op de agenda en kan hier uitgerold worden.

Hoe heb jij de aansluiting vo-ho de afgelopen jaren ervaren?

Ik ben er een groot voorstander van dat we elkaars onderwijs goed kennen. Aan een nieuwe docent die in de bovenbouw gaat werken vraag ik altijd: ‘Wanneer was jij voor het laatst in het hbo? Heb je daar wel eens lessen verzorgd?’ Het is belangrijk om aangesloten te blijven op elkaars pedagogisch en didactisch klimaat. Dit geldt ook voor het hbo. Studenten van de lerarenopleidingen die voor het eerst stage lopen, krijgen het op pedagogisch en didactisch vlak zwaar voor hun kiezen bij doelgroepen die niet erg veel jonger zijn dan zijzelf. Deze studenten moeten begeleid worden door docenten die de context kennen, actuele kennis hebben en zelf in het voorgezet onderwijs lesgeven.

Docenten leren alleen als het dichtbij komt en spannend is. Door als vo-docent op hbo en als hbo-docent op vo les te geven maak je het spannend.

Welke ambities heeft LMC om de aansluiting te verbeteren?

Als we nu eens met docenten van bijv. twee instituten van de Hogeschool Rotterdam en een aantal vo-scholen de lessen over en weer zouden verzorgen. We vormen duo’s, deze stellen leerdoelen op en verspreiden de opgedane kennis. Dit zou mooie gespreksstof opleveren in de wederzijdse docentenkamers. Veel meer duidelijkheid geven over de doelgroep en wat er moet gebeuren op gebied van vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Verder vind ik dat we veel meer ‘gebruik’ kunnen maken van de studenten van de lerarenopleiding. Bij LMC lopen ongeveer 200 studenten stage, deze studenten hebben zelf meegemaakt hoe de overstap is van vo naar hbo. Laat ze deze ervaring delen met de bovenbouwleerlingen en zet ze in bij LOB voor de studiekeuze. Leerlingen zullen de stagiair hierdoor ook eerder accepteren als docent.

Waar ben je trots op?

Ik ben er trots op dat ik voorzitter ben van de stuurgroep van LOB op Zuid, waarvan het doel is de doorstroom naar de sectoren haven, techniek en zorg te bevorderen. Er is veel geïnvesteerd in LOB en scholing van mentoren. Het is belangrijk om deze sectoren onder de aandacht brengen. Toch komt 40% van de leerlingen op een school waar techniek niet wordt aangeboden en moet er ingezet worden op tussenvormen. Op dit moment wordt de inspanning zichtbaar en kiezen statistisch gezien steeds meer leerlingen voor deze sectoren. De sector economie wordt steeds minder aantrekkelijk, hier moet vanaf de basisschool aandacht aan worden besteed. Bij een goede studiekeuze hebben ouders en mentoren een belangrijke rol. Mentoren moeten geschoold en in staat zijn om met ouders en leerlingen het studiekeuzegesprek over alle sectoren te voeren. Onderwijs gaat allereerst om de relatie en daarna pas over de inhoud. Ik vraag aan nieuwe docenten altijd: ‘Wat is een goede docent? en Welke docent is belangrijk voor je geweest?’. Dat is meestal de docent die voor je klaar stond als je een probleem had en die je wist te activeren. Zowel in het vo als in het ho is dit de docent waar je je bed voor uitkomt en voor wie je je best doet om een goed cijfer te halen.

Wat zijn de tips en tops voor het samenwerkingsverband?

Kijk naar kwaliteiten binnen de scholen. Zoals al gezegd een student die stage loopt, maakt veel indruk als het gaat om studiekeuze, maak daar gebruik van. Kijk bij elkaar in de keuken en ga pedagogisch/didactisch aan de slag voordat je op de inhoud ingaat. Het verschil tussen mentor en studieloopbaancoach is groot, als een leerling niet op school verschijnt wordt er direct actie ondernomen. Natuurlijk is de student op het ho volwassen, maar ook daar moet je ze vasthouden en alert zijn op afwezigheid. Over de manier van benaderen moet goed nagedacht worden. Ook ouders betrekken blijft belangrijk. Over de ouderavond bij een lerarenopleiding werd lacherig gedaan, toch zat de zaal bomvol en was dit van meerwaarde voor de studenten en hun studieresultaten. Ik ben ervan overtuigd dat het niet goed is als de docent geen enkel idee heeft waar de student vandaan komt. Een dagelijks autoritje van Leidschendam naar een onderwijsinstelling in Rotterdam levert je geen kennis op van de beleveniswereld van de leerling of student. Als docent moet je willen investeren in de relatie, dus kom uit je comfortzone en begin met de relatie. Ik ken de context van het ho en vo en vind dit ook belangrijk voor managers en bestuurders. Hoe weet je anders dat je ze goed aflevert of op de goede manier begint?